Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
februari 2018 door [makelaardij] in de verkoop geplaatst, waarna op 26 februari 2018 door [persoon] een bod van € 230.000,00 op de woning is uitgebracht. [geïntimeerden] en de twee broers hebben het bod van [persoon] geaccepteerd en de koopovereenkomst op 21 maart 2018 ondertekend. [persoon] heeft op 23 maart 2018 getekend. De geplande datum van overdracht was 1 mei 2018. [appellant] heeft geweigerd de koopovereenkomst te ondertekenen.
onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan [adres] , kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] [nummer] , door:
artikel 433 Rv bedoelde register. De in lid 1 vermelde uitspraken zijn die, waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treden van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte.
Ook een vonnis in kort geding kan echter in de plaats treden van de medewerking van een partij aan een akte volgens het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). (…) Omdat dit vonnis bij gebreke aan medewerking van gedaagde daarvoor in de plaats treedt, is een dwangsom om tot uitvoering van dit vonnis te komen, niet noodzakelijk.” Nu de voorzieningenrechter expliciet overweegt dat dit vonnis bij gebreke van medewerking van gedaagde daarvoor (bedoeld is: voor de akte) in de plaats treedt, is het hof van oordeel dat het dictum van het bestreden vonnis zo moet worden uitgelegd en gelezen dat met de zinsnede dat het vonnis voor de medewerking en/of toestemming van gedaagde in de plaats komt bedoeld is dat het vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW en de medewerking daaraan van gedaagde. Partijen hebben geen feiten of omstandigheden gesteld die voornoemd oordeel anders maken.