ECLI:NL:HR:2019:1728
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Aanvullend arrest inzake herziening van een eerder arrest over navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 een aanvullend arrest gewezen in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 7 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:879). De belanghebbende, een individu uit [Z], had een verzoek ingediend bij de Hoge Raad om het arrest van 7 juni 2019 te herzien, omdat daarin volgens hem niet was geoordeeld over het derde middel. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op dit verzoek.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek van de belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een verzoek tot herziening, omdat het verzoekschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Desondanks heeft de Hoge Raad erkend dat er een verzuim was in het eerdere arrest, aangezien het derde middel niet was behandeld. De Hoge Raad heeft besloten dat het arrest van 7 juni 2019 in die zin zal worden aangevuld, met overeenkomstige toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In de beslissing heeft de Hoge Raad bepaald dat de in het arrest van 7 juni 2019 gegeven beslissing ook betrekking heeft op het derde middel, en dat hiervan aantekening zal worden gemaakt op het eerdere arrest. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2019.