ECLI:NL:HR:2019:1726
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen de afwijzing van een verzoek tot wraking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de beslissing van het Gerechtshof Den Haag van 31 juli 2018. Het Gerechtshof had een verzoek tot wraking afgewezen. Na het indienen van het beroep in cassatie heeft belanghebbende een verzoek om wraking ingediend, dat op 25 oktober 2019 door de Hoge Raad is afgewezen. De Hoge Raad overweegt dat tegen een beslissing als bedoeld in artikel 8:18, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht geen rechtsmiddel openstaat. Hierdoor moet het beroep in cassatie als niet-ontvankelijk worden verklaard. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak benadrukt de strikte ontvankelijkheidseisen in cassatieprocedures en de beperkte mogelijkheden voor rechtsmiddelen tegen bepaalde beslissingen in het bestuursrecht.