Uitspraak
[X] Ltdte
[Z], Cyprus (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroepvan 12 juli 2018, nrs. 18/2575 AOW, 18/2576 AOW, 18/2577 AOW en 18/02578 AOW.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] Ltd, gevestigd in Cyprus, tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak waartegen cassatie werd ingesteld, dateert van 12 juli 2018 en betreft meerdere zaken met nummers 18/2575 AOW, 18/2576 AOW, 18/2577 AOW en 18/02578 AOW. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van bestuursrechters als dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het mogelijk maakt om cassatie in te stellen tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep. Daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters zijn J. Wortel als voorzitter, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, met F. Treuren als waarnemend griffier.