ECLI:NL:RBNHO:2021:1785

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
C/15/295280 / HA ZA 19-689
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in logistieke overeenkomst tussen kledingproducent en logistiek dienstverlener

In deze zaak vorderde Cars Jeans & Casuals B.V. schadevergoeding van Triple A Logistics B.V. wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst van opdracht. Cars, een kledingproducent, had in 2017 een overeenkomst gesloten met Triple A voor de verwerking van kleding. In de periode van mei 2017 tot augustus 2018 heeft Cars verschillende klachten ontvangen van klanten over foutieve leveringen van winterjassen, die door Triple A waren verwerkt. Cars stelde dat deze tekortkomingen leidden tot aanzienlijke schade, die zij op € 197.826,52 begrootte. De rechtbank oordeelde dat Triple A niet in verzuim was, omdat Cars geen ingebrekestelling had gestuurd en niet had aangetoond dat er een redelijke termijn voor nakoming was gegeven. Hierdoor werd de vordering van Cars afgewezen.

In reconventie vorderde Triple A betaling van een onbetaalde factuur van € 15.867,15. Cars betwistte de hoogte van het tarief dat voor de verwerking was overeengekomen. De rechtbank oordeelde dat het tarief van € 0,59 per verwerkte jas terecht was gefactureerd, aangezien Cars eerder facturen op basis van dit tarief had betaald zonder protest. De rechtbank wees de vordering van Triple A toe en veroordeelde Cars tot betaling van het factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden aan de zijde van Triple A toegewezen, waarbij Cars als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/295280 / HA ZA 19-689
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARS JEANS & CASUALS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.S. van der Vorst te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIPLE A LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.J.H. Kesnich te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Cars en Triple A genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties van de zijde van Triple A;
  • het tussenvonnis van 26 februari 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de akte tot het overleggen van productie 17 van de zijde van Triple A;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties van de zijde van Cars;
  • de mondelinge behandeling van 18 november 2020 en de daarbij door mr. Van der Vorst en mr. Kesnich overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Cars heeft een onderneming die kleding ontwerpt en verkoopt, onder meer onder de merknaam ‘Cars Jeans’. Cars laat in het buitenland kleding produceren, die vervolgens wordt gedistribueerd en geleverd aan klanten in Nederland en in het buitenland. Deze klanten verkopen de kleding van Cars aan consumenten. De ontvangst, opslag, (her)verpakking en verzending van de kleding in Nederland wordt door Cars uitbesteed.
2.2.
Triple A is een logistiek dienstverlener gespecialiseerd in de verwerking en opslag van kleding.
2.3.
In mei 2017 is tussen partijen overeengekomen dat Triple A kleding van Cars zou gaan verwerken. Bij het aangaan van deze overeenkomst hebben partijen gebruikgemaakt van een prijslijst, die een tarief vermeldt van € 0,39 voor ‘voor orders (collectieve verdeling)’ en een tarief van € 0,59 voor ‘directe orders (replanishment) B2B liggend’.
2.4.
In het voorjaar en de zomer van 2018 heeft Cars enkele tientallen zeecontainers bij Triple A laten afleveren, met daarin meer dan 200.000 uit China afkomstige winterjassen. Triple A heeft deze jassen in ontvangst genomen, opgeslagen en in sommige gevallen herverpakt, om de jassen uiteindelijk te verzenden naar klanten van Cars. Daarbij is Triple A handmatig - dat wil zeggen, zonder gebruik te maken van een sorteermachine - te werk gegaan.
2.5.
In deze periode heeft Cars klachten van klanten ontvangen over te weinig geleverde, teveel geleverde, verkeerd geleverde of te laat geleverde jassen.
2.6.
Op 12 juli 2018 heeft Cars van één van haar klanten een e-mail ontvangen waarin melding wordt gemaakt van 11 niet geleverde jassen. Deze e-mail heeft Cars op 16 juli 2018 doorgestuurd naar Triple A, onder het volgende begeleidende bericht:
“Hi [XX] ,
Hierbij nog een manco. Hoor Graag!
Gr. [YY] .”
2.7.
In reactie hierop heeft Triple A op dezelfde dag aan Cars een e-mail gestuurd, met onder meer de volgende inhoud:
“Weet niet hoe ik dit moet recht spreken, maar het zit als volgt:
Van bepaalde producten hebben we niet voldoende voorraad in de Cars stock. Wat we weten is dat er uit de X-Dock voorraad overblijft voor reguliere orders, echter omdat de X-Dock overlap had en niet klaar was en we ook de reguliere orders ASAP willen oppakken hebben we op een paar producten mis gepakt. (…)
Intern had ik al aangegeven deze missende orders op mijn transportkosten na te leveren (dit om het huidige proces maximaal te houden). Helaas en onbegrijpelijk dat ze dit niet op de pakbon hebben vermeld.”
2.8.
Op 17 juli 2018 is het e-mailgesprek over ‘missende orders’ voortgezet. Een e-mail van die dag van Triple A aan Cars bevat onder meer de volgende tekst:
“ [ZZ] , hoe nu verder om te gaan met orders waar tekorten op zijn. Ik dacht dat jullie hier nog naar zouden kijken/overleggen met [AA] . Maar we hebben nu alweer veel orders op de vloer met daarop orders met tekorten. In de dozen met Cars hebben van deze producten geen stock meer?”
2.9.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft Cars hierop gereageerd met volgende woorden:
“Ik ben de betreffende artikelen aan het nakijken hoe het zit… Met wie kan ik bellen om het door te nemen?”
2.10.
In of omstreeks augustus 2018 is de samenwerking tussen partijen tot een einde gekomen. Rond die tijd heeft Cars een andere logistieke dienstverlener ingeschakeld. Triple A heeft in een e-mail van 3 september 2018 aan Cars onder meer het volgende geschreven:
“(…) de manier van werken; het moeten lopen van pakbonnen op papier en de onduidelijkheden bij vele containerverzendingen waar en/of de info op papier of de dozen niet klopten, hebben ook binnen Triple A Logistics voor grote afbraak en inefficiëntie gezorgd (…)
Het is niet voor niets dat ik jou 2 weken geleden gemeld heb dat Triple A Logistics deze samenwerking niet wil continueren.”
2.11.
Triple A heeft Cars drie facturen gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden. In elk van deze facturen is een tarief opgenomen van € 0,59 per verwerkte winterjas. De facturen dateren van respectievelijk 31 juli 2018, 23 augustus 2018 en 6 september 2018.
2.12.
De eerste factuur van Triple A heeft Cars op 9 augustus 2018 betaald.
2.13.
Triple A heeft Cars op 3 september 2018 per e-mail verzocht om tot betaling van de tweede factuur over te gaan. Cars heeft hierop bij e-mail van dezelfde dag gereageerd door onder meer het volgende te schrijven:
“ [BB]
Heel verhaal. Ik ga deze uiteraard behandelen, maar denk dat wij ook aan tafel moeten gaan zitten over de aanzienlijke schade die wij hebben geleden.
(…) Ik bel je morgen. [ZZ] .”
2.14.
Op 4 september 2018 is er tussen partijen telefonisch contact geweest over de tweede factuur van Triple A, waarna Cars op dezelfde dag de factuur heeft betaald.
2.15.
De derde factuur van Triple A, met de datum 6 september 2018 en in totaal ten bedrage van € 15.867,15, is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Cars vordert samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
voor recht verklaart dat Triple A toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht met Cars en ten gevolge daarvan schadeplichtig is jegens Cars;
Triple A veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 197.826,52, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding;
Triple A veroordeelt tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 197.826,52 vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
Triple A veroordeelt in de (na)kosten van dit geding.
3.2.
Kort weergegeven legt Cars aan haar vorderingen ten grondslag dat Triple A toerekenbaar tekort is geschoten jegens Cars en aansprakelijk is voor de schade die Cars dientengevolge heeft geleden. Volgens Cars heeft Triple A de aanwijzingen van Cars niet opgevolgd en heeft Triple A fouten gemaakt bij het herverpakken en verzendklaar maken van de jassen, waardoor 688 foutieve leveringen hebben plaatsgevonden bij 73 unieke klanten van Cars. Daarnaast stelt Cars dat een grote klant - als gevolg van de gebrekkige verwerking van de kleding door Triple A - 393 foutieve leveringen heeft ontvangen. De hierdoor ontstane schade bedraagt in totaal € 197.826,52, aldus Cars. Deze schade bestaat volgens Cars onder andere uit kosten van onnodige retourzendingen en naleveringen, personeelskosten, transportkosten, omzetderving, kosten van de inschakeling van derden ter vervanging van Triple A, reputatieschade, en buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Triple A voert verweer, hetgeen voor zover van belang hierna in de beoordeling aan de orde zal komen.
in reconventie
3.4.
Triple A vordert samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
Cars veroordeelt tot betaling van € 15.867,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 16 september 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
Cars veroordeelt tot betaling van € 933,57 uit hoofde van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie tot aan de dag van algehele voldoening;
Cars veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de (na)kosten.
3.5.
Kort weergegeven legt Triple A aan haar vorderingen ten grondslag dat Cars ten onrechte weigert om de factuur van 6 september 2018 te betalen en dat Cars het daarin opgenomen bedrag verschuldigd is voor de door Triple A verrichte werkzaamheden.
3.6.
Cars voert verweer, hetgeen voor zover van belang hierna in de beoordeling aan de orde zal komen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Aansprakelijkheid ex artikel 6:74 BW
4.1.
Het geschil in conventie betreft de vraag of Triple A toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Cars en of Cars als gevolg hiervan schade heeft geleden waarvoor Triple A aansprakelijk is.
4.2.
Artikel 6:74 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de schuldeiser pas recht heeft op schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is.
Geen verzuim
4.3.
Triple A voert onder meer het verweer dat zij niet in verzuim is geraakt en daarom niet gehouden is de door Cars gestelde schade te vergoeden. De rechtbank volgt Triple A in dit standpunt en is van oordeel dat, nog afgezien van de vraag of is voldaan aan de overige vereisten van artikel 6:74 BW, in elk geval niet is voldaan aan het vereiste van verzuim. Daartoe is het volgende redengevend.
4.4.
Volgens artikel 6:81 BW is de schuldenaar in verzuim gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van de artikelen 6:82 en 6:83 BW is voldaan. Artikel 6:82 lid 1 BW bepaalt dat het verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Daarnaast noemt artikel 6:83 BW drie gevallen waarin verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Volgens vaste rechtspraak bevat dit artikel geen limitatieve opsomming. Mede in verband met de hanteerbaarheid in de praktijk van het wettelijk stelsel, kan onder omstandigheden een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt (Hoge Raad 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:158).
4.5.
In het onderhavige geval is niet gesteld of gebleken dat Triple A door Cars in gebreke is gesteld op de wijze als bepaald in artikel 6:82 BW. Voor zover Cars stelt dat zij Triple A steeds heeft gewezen op de klachten over foutieve leveringen die zij van klanten kreeg, heeft zij niet gesteld dat zij daarbij Triple A ook een redelijke termijn heeft gegeven om die fouten te herstellen en dat Triple A dat vervolgens niet heeft gedaan. Evenmin heeft Cars voldoende gemotiveerde stellingen betrokken die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 BW en dat het daarom niet nodig was om Triple A een ingebrekestelling te sturen. Het betoog van Cars ter zitting dat dat niet van haar kon worden verwacht omdat bij de verwerking van de winterjassen grote haast was geboden om de jassen tijdig bij haar klanten te krijgen, kan niet worden gevolgd. Voor zover Cars met haar klanten al een fatale termijn voor de levering van de winterjassen zou zijn overeengekomen - zij stelt daarover niets -, heeft zij (ook) niet onderbouwd gesteld dat zij op haar beurt met Triple A een uiterste termijn heeft afgesproken waarbinnen zij de jassen aan de klanten van Cars moest verzenden én dat die termijn (in alle gevallen) al was verstreken.
4.6.
Cars heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat Triple A op andere gronden in verzuim is geraakt. Ontoereikend daarvoor is de - door Triple A betwiste - stelling dat Triple A voortdurend en vanaf het begin op de gebrekkige werkzaamheden is gewezen. Die stelling staat immers niet eraan in de weg dat zij Triple A een redelijke termijn kon geven om de gestelde fouten te herstellen. Het betoog van Cars dat zij Triple A steeds onverwijld in kennis heeft gesteld van de bij haar binnengekomen klachten van haar klanten, vindt bovendien geen steun in de als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde e-mails waar Cars naar verwijst. De enige e-mail die betrekking heeft op een specifieke klacht van een klant, is de onder 2.6 weergegeven e-mail van 16 juli 2018. In de onder 2.8 weergegeven e-mails van 17 juli 2018 wordt in meer algemene zin gesproken over ‘orders waar tekorten op zijn’, terwijl de overige door Cars overgelegde e-mails dateren van na augustus 2018, toen de samenwerking tussen partijen al grotendeels beëindigd was. Cars heeft weliswaar een grote hoeveelheid correspondentie overgelegd die zij heeft gevoerd met haar klanten naar aanleiding van binnengekomen klachten, maar niet is gebleken dat zij die correspondentie direct heeft gedeeld met Triple A en met haar daarover in overleg is getreden. Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat een ingebrekestelling onder de gegeven omstandigheden achterwege kon blijven.
4.7.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat het versturen van een ingebrekestelling juist in het onderhavige geval in de rede had gelegen, omdat dit meer zicht had kunnen geven op de - tevens in geschil zijnde - vraag of sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Triple A. In dit verband wijst de rechtbank op de jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat een ingebrekestelling niet de functie heeft om 'het verzuim vast te stellen', maar om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is (Hoge Raad 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2140).
4.8.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Triple A niet in verzuim is komen te verkeren in de nakoming van één of meer op haar rustende verbintenissen jegens Cars. Reeds daarom kan van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW geen sprake zijn. Daarom is er geen grondslag voor toewijzing van de vorderingen in conventie. Aan bespreking van de overige stellingen en weren in conventie komt de rechtbank daarom niet toe. De rechtbank zal de vorderingen van Cars afwijzen.
Proceskosten
4.9.
Cars zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Triple A worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat
€ 4.982,00 (2,0 punten × tarief € 2.491,00) +
Totaal € 9.012,00
De kostenveroordeling zal zoals gevorderd worden vermeerderd met de nakosten conform het liquidatietarief op de wijze zoals in de beslissing vermeld, en met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proces- en nakosten.
in reconventie
Betaling van de factuur van 6 september 2018
4.10.
Het geschil in reconventie betreft primair de vraag of Cars gehouden is tot betaling van de factuur van Triple A van 6 september 2018. Meer specifiek is in geschil of voor het verwerken van de jassen een tarief is overeengekomen van € 0,39, dan wel van € 0,59 per stuk. Volgens Cars zijn partijen een stuksprijs van € 0,39 overeengekomen en niet het door Triple A gefactureerde bedrag van € 0,59 per stuk. Cars stelt zich daarom op het standpunt dat de vordering van Triple A moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van een feitelijke en juridische grondslag.
4.11.
Voor beoordeling van de vraag welk tarief partijen zijn overeengekomen - die ziet op de inhoud van de tussen partijen gesloten (mondelinge) overeenkomst - komt het aan op hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en in de gegeven omstandigheden over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij kan ook betekenis toekomen aan gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.12.
Acht slaand op deze criteria is de rechtbank van oordeel dat Triple A ervan heeft mogen uitgaan dat tussen partijen een tarief is overeengekomen van € 0,59 per verwerkte jas. De rechtbank neemt bij dit oordeel het volgende in aanmerking.
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat uit de door beide partijen overgelegde stukken blijkt dat partijen zijn uitgegaan van dezelfde tarievenlijst van Triple A (zie 2.3). Dat partijen voor het verwerken van de jassen van Cars expliciet het tarief van € 0,59 per stuk zijn overeengekomen, heeft Triple A niet onderbouwd gesteld, net zo min als Cars onderbouwd heeft gesteld dat partijen expliciet het tarief van € 0,39 per stuk zijn overeengekomen. Wel staat vast dat Triple A de jassen van Cars handmatig heeft verwerkt, dat het tarief van € 0,39 bedoeld is voor de collectieve verdeling van producten met de sorteermachine, en dat het tarief van € 0,59 is bedoeld voor de handmatige verwerking van nabestellingen (Triple A stelt dat voor de collectieve verdeling die handmatig plaatsvindt op basis van de tarievenlijst zelfs een uurtarief geldt van € 24 per gewerkt manuur, maar dat zij om commerciële redenen het (lagere) tarief van € 0,59 per stuk heeft gehanteerd). Cars heeft die uitleg door Triple A van haar tarieven niet (gemotiveerd) weersproken. Daar komt bij dat Cars pas voor het eerst per e-mail van 17 september 2018 heeft geprotesteerd tegen het door Triple A toegepaste tarief van € 0,59. De eerste twee facturen, ook op basis van het tarief van € 0,59, heeft Cars op respectievelijk 9 augustus 2018 en 4 september 2018 zonder protest voldaan. Daarbij is bovendien van belang dat partijen, zoals door Triple A is gesteld en door Cars niet is weersproken, op 4 september 2018 telefonisch overleg hebben gevoerd over de tweede factuur, waarna Cars die factuur dezelfde dag nog heeft betaald. Triple A mocht daarom redelijkerwijs uit deze gedragingen van Cars afleiden dat tussen partijen overeenstemming bestond over het tarief van € 0,59.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Triple A op de factuur van 6 september 2018 een tarief in rekening mocht brengen van € 0,59 per verwerkte jas en dat Cars gehouden is deze factuur te betalen.
4.15.
Cars heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zij de vordering van Triple A kan verrekenen met haar conventionele vorderingen. Nu de vorderingen in conventie worden afgewezen, slaagt ook dat verweer van Cars niet.
4.16.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van Triple A om Cars te veroordelen tot betaling van haar factuur van 6 september 2018 met een bedrag van € 15.867,15 toewijzen.
Wettelijke handelsrente
4.17.
Triple A vordert vermeerdering van het factuurbedrag met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. Deze vordering zal worden toegewezen, nu Cars hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd. Evenmin heeft Cars verweer gevoerd tegen de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke handelsrente. De wettelijke rente zal worden toegewezen als hierna nader in het dictum vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
Triple A maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim van Cars na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat Triple A voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief.
4.19.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie, aangezien Cars geen zelfstandig verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente en de gevorderde ingangsdatum daarvan.
Proceskosten
4.20.
Cars zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de vordering in reconventie niet voortvloeit uit het verweer in conventie, worden de punten van het toepasselijke liquidatietarief gewaardeerd op gelijke voet als de vordering in conventie. De kosten aan de zijde van Triple A worden daarmee begroot op € 4.982,00 (2,0 punten × tarief € 2.491,00) voor salaris advocaat.
4.21.
De proceskostenveroordeling zal zoals gevorderd worden vermeerderd met de nakosten conform het liquidatietarief op de wijze zoals in de beslissing vermeld en met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proces- en nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Cars in de proceskosten, aan de zijde van Triple A tot op heden begroot op € 9.012,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
veroordeelt Cars om aan Triple A tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 15.867,15, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 september 2018 tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Cars om aan Triple A tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 933,57, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 5 februari 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Cars in de proceskosten, aan de zijde van Triple A tot op heden begroot op € 4.982,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt Cars in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van Triple A begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de onderdelen 5.2 tot en met 5.6.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MR