ECLI:NL:HR:2019:1543

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
18/03081
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging doodslag en overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 29 juni 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in het trappenhuis van een flat zijn achterneef met een mes in de borst en rug had gestoken. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie door de verdachte was ingesteld. De advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen hebben namens de verdachte middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld. Het eerste middel, dat geen nadere motivering behoeft, leidde niet tot cassatie. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, wat leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en elf maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03081
Datum8 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 29 juni 2018, nummer 21/003792-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en elf maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2019.