Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] VOF tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een geschil over de vergoeding van immateriële schade en wettelijke rente in verband met een belastingaangifte voor personenauto’s en motorrijwielen. De belanghebbende had eerder een bedrag aan belasting voldaan en was in hoger beroep gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had op 1 mei 2018 uitspraak gedaan, maar de belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en heeft cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld. Het Hof had in zijn uitspraak geoordeeld dat er sprake was van een verknochtheid van zaken, wat van invloed is op de redelijke termijn van berechting. De Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet juist was en dat het middel in dat opzicht slaagde. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het Hof ten onrechte het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over het griffierecht had verworpen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar alleen voor zover het betreft de beslissingen over de vergoeding van immateriële schade en de wettelijke rente daarover.
De Hoge Raad heeft de immateriële schade vastgesteld op € 3.500 en heeft bepaald dat de wettelijke rente over deze schade gaat lopen indien de bedragen niet tijdig worden vergoed. Tevens zijn de Staatssecretaris van Financiën en de Staat veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.