In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2019. Het beroep in cassatie was ingesteld namens [X] B.V. te [Z], maar de indiener had niet voldaan aan de vereiste om een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te overleggen. Dit uittreksel was noodzakelijk om te bevestigen dat de persoon die de volmacht had ondertekend, gerechtigd was om deze volmacht te verstrekken. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier op 20 februari 2019 een verzoek tot het overleggen van dit uittreksel had verzonden, maar dat de indiener in gebreke was gebleven om hieraan te voldoen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de volmacht rechtsgeldig was verstrekt.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk was ingesteld, en heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.