Uitspraak
wonende te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland,
gevestigd te Arnhem,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiser], wonende in de Bondsrepubliek Duitsland, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof van 13 februari 2018. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.F. Sagel, heeft het cassatieberoep ingesteld tegen BASF Nederland B.V., rechtsopvolgster van Beheer- en Beleggingsmaatschappij Grapofex B.V., die werd bijgestaan door advocaat mr. H.J.W. Alt. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere arresten van 5 oktober 2012 en 23 december 2016, die relevant zijn voor de rechtsstrijd in deze zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep heeft verworpen en de eiser is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.
De uitspraak is gedaan door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter, samen met de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze. De uitspraak is openbaar uitgesproken door vicepresident E.J. Numann op 19 juli 2019.