ECLI:NL:HR:2012:BV6698
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Bewijskracht van een aanvullende arbeidsovereenkomst en de vereisten voor ondertekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de bewijskracht van een aanvullende arbeidsovereenkomst. De eiser, die eerder directeur-grootaandeelhouder was van Beheer- en Beleggingsmaatschappij Grapofex B.V., had een arbeidsovereenkomst met EFKA Additives B.V. en vorderde dat Grapofex haar pensioenverplichtingen jegens hem zou nakomen. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, dat de vordering van de eiser grotendeels had afgewezen.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank in haar vonnis van 22 juni 2005 terecht had geoordeeld dat de aanvullende arbeidsovereenkomst niet voldeed aan de vereisten van ondertekening zoals gesteld in artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank had vastgesteld dat de aanvullende overeenkomst niet door de partijen was ondertekend, maar slechts door een niet-Nederlands sprekende medewerker van Ciba was geparafeerd. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst geen dwingende bewijskracht had.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat een paraaf onder bepaalde omstandigheden kan worden beschouwd als een ondertekening in de zin van artikel 156 Rv, mits de paraaf de desbetreffende persoon voldoende individualiseert. De omstandigheid dat de persoon die de paraaf plaatst de taal van het geschrift niet machtig is, staat hier niet aan in de weg. De Hoge Raad veroordeelde BASF in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de eiser waren begroot op € 463,11 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.