ECLI:NL:HR:2019:1185
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht en doorzendplicht in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Utrecht. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar het bezwaar werd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De belanghebbende stelde dat hij zijn bezwaar tijdig had ingediend, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat het bezwaar niet op de juiste wijze was ingediend, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de gemachtigde van de belanghebbende had moeten begrijpen dat het bezwaar niet bij het juiste bestuursorgaan was ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard en dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, zonder veroordeling in de proceskosten. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van bezwaarschriften bij het juiste bestuursorgaan en de consequenties van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.