In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2018, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken, genummerd SGR 17/4604 en SGR 17/4606 tot en met SGR 17/4629, de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen beoordeeld. De belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 22 maart 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, wat ook in lijn was met de uitspraak van de Hoge Raad in een andere zaak met nummer 18/02955, die op dezelfde dag werd behandeld. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2019.