ECLI:NL:HR:2019:1183

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/02954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak belasting van personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2018, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken, genummerd SGR 17/4604 en SGR 17/4606 tot en met SGR 17/4629, de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen beoordeeld. De belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 22 maart 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, wat ook in lijn was met de uitspraak van de Hoge Raad in een andere zaak met nummer 18/02955, die op dezelfde dag werd behandeld. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2019.

Uitspraak

12 juli 2019
Nr. 18/02954
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 juni 2018, nrs. BK‑18/00157 t/m BK-18/00176, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/4604, SGR 17/4606 tot en met SGR 17/4609, SGR 17/4611 tot en met SGR 17/4614, SGR 17/4616 en SGR 17/4620 tot en met SGR 17/4629) betreffende de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 22 maart 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2019:276).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/02955, tussen dezelfde partijen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.