Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 november 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1993, heeft een voorwaardelijk getuigenverzoek ingediend, maar de Hoge Raad oordeelt dat de aan dit verzoek gestelde voorwaarde niet is vervuld. Hierdoor is een uitdrukkelijke beslissing op het verzoek niet vereist. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de raadsman heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft het beroep op 9 juli 2019 verworpen, waarbij werd opgemerkt dat het middel niet tot cassatie kan leiden en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.