ECLI:NL:HR:2019:1096

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
19/00633
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake onroerende-zaakbelastingen gemeente Zoetermeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de STICHTING [X] tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZOETERMEER. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 december 2018, die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2015, betreffende de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Q].

De Hoge Raad heeft in deze zaak eerder, op 14 april 2017, een arrest gewezen waarin de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. In het tweede geding in cassatie heeft de belanghebbende, de STICHTING [X], een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00633
Datum5 juli 2019
ARREST
In de zaak van
STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZOETERMEER
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 december 2018, nr. 17/00380, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Zoetermeer voor het jaar 2015 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q] .

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 14 april 2017, 16/05738, ECLI:NL:HR:2017:672 , is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (nr. BK‑16/00206), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.