ECLI:NL:HR:2019:1096
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake onroerende-zaakbelastingen gemeente Zoetermeer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de STICHTING [X] tegen het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZOETERMEER. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 december 2018, die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2015, betreffende de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Q].
De Hoge Raad heeft in deze zaak eerder, op 14 april 2017, een arrest gewezen waarin de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. In het tweede geding in cassatie heeft de belanghebbende, de STICHTING [X], een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.