ECLI:NL:HR:2012:BW7476
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot teruggeleiding van kinderen naar Nigeria in het kader van internationale kinderontvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggeleiding van kinderen naar Nigeria. De moeder, die in cassatie is gegaan, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank om de kinderen terug te leiden naar Nigeria, waar zij voorheen woonden. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarna het hof de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de onmiddellijke teruggeleiding van de kinderen naar Nigeria heeft gelast, met een deadline van 31 januari 2012.
De moeder heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof. De Centrale Autoriteit, belast met de taak van centrale autoriteit in het kader van de internationale kinderontvoering, heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de moeder in haar beroep kan worden ontvangen, maar dat haar klachten niet slagen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof het verzoek om teruggeleiding naar Nigeria op de juiste wijze heeft getoetst aan de relevante afwijzingsgronden, ondanks dat Nigeria geen partij is bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de gestelde schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geen doorbrekingsgrond oplevert voor de uitzonderingen op het rechtsmiddelenverbod zoals vastgelegd in de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de moeder verworpen.