Uitspraak
gevestigd te Amstelveen,
mr. M.S. van der Keur,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
Den Haag van 6 januari 2017, 16 januari 2017 en 27 februari 2017;
2.Het geding in cassatie
De cassatierekesten zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
3.Uitgangspunten in cassatie
Hij heeft deze ontbinding gebaseerd op verwijtbaar handelen van de werknemer in de zin van art. 7:669 lid 3, onder e, BW. De kantonrechter zag geen aanleiding aan de werknemer een billijke vergoeding toe te kennen, omdat van ernstig verwijtbaar handelen van IIF Holding niet is gebleken.
4.Beoordeling van het middel in de zaak 18/00758
Als het hof hiervan had willen afwijken, had het tijdig voor de mondelinge behandeling (schriftelijk of elektronisch) aan partijen moeten meedelen dat, hoewel was bepaald dat de mondelinge behandeling zou worden gehouden voor een raadsheer-commissaris, partijen gelegenheid hadden om te verzoeken dat deze zou worden gehouden voor de meervoudige kamer die de beslissing zou nemen. (Zie de hiervoor in 4.1.1 genoemde uitspraken van 22 december 2017, rov. 3.5.1 en 3.6.2-3.6.3, gewezen na de in deze zaak bestreden beschikking.)
Ook het destijds geldende procesreglement voorzag niet in de mogelijkheid voor partijen om in een geval als dit om een meervoudige behandeling te verzoeken (vgl. HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976, rov. 4.1.3). De klacht is dus gegrond.
De overige klachten van het middel behoeven daardoor geen behandeling. Met betrekking tot de door onderdeel 2 aan de orde gestelde vraag (of het hof zelf de arbeidsovereenkomst kan herstellen in plaats van de werkgever te veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst) verdient opmerking dat partijen in het geding na verwijzing de gelegenheid dienen te krijgen hun stellingen aan te passen aan hetgeen over die vraag is overwogen in HR 25 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:80, rov. 3.5.11-3.5.12.
5.Beoordeling van de middelen in de zaak 18/00718
6.Beslissing
25 januari 2019.