ECLI:NL:HR:2018:927

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
17/05424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 oktober 2017, nr. 16/00283. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/951) betreffende de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. De Hoge Raad heeft op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 17/05424.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld, faalde op grond van de overwegingen die zijn geformuleerd in een eerder arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:797), dat aan dit arrest is gehecht. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed.

De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de griffierechten voor de Staatssecretaris van Financiën zijn vastgesteld op € 501. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en de waarnemend griffier was aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

15 juni 2018
nr. 17/05424
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s‑Hertogenboschvan 6 oktober 2017, nr. 16/00283, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/951) betreffende de aan
[X]te
[Z]over het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op grond van hetgeen is overwogen in het heden in de zaak met nummer 17/01894 uitgesproken arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:797), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra, Th. Groeneveld, J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 501.