In deze zaak heeft Walmaro B.V. cassatie ingesteld tegen de beslissing van het gerechtshof Den Haag, waarbij het hof een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor heeft afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beslissingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieberoep. De advocaat-generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt Walmaro in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Nationale-Nederlanden c.s. zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Tevens verwerpt de Hoge Raad het incidentele beroep en veroordeelt Nationale-Nederlanden c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Walmaro zijn begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De beschikking is openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.