In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillissementswet. De verzoekster, gevestigd in Duitsland, had verzocht om de verweerster in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank had dit verzoek afgewezen op basis van het ontbreken van pluraliteit van schuldeisers, een vereiste dat volgens vaste rechtspraak geldt voor faillietverklaring. Het hof bevestigde deze beslissing, waarbij het oordeelde dat er geen summierlijke feiten waren die aantoonden dat de verweerster in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. De Hoge Raad heeft in cassatie de klacht van de verzoekster verworpen, waarbij het benadrukte dat de eis van pluraliteit van schuldeisers zijn rechtvaardiging vindt in het doel van het faillissement, namelijk de verdeling van het vermogen van de schuldenaar onder zijn gezamenlijke schuldeisers. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om terug te komen van zijn vaste rechtspraak, die stelt dat een schuldenaar met slechts één schuldeiser niet failliet kan worden verklaard. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de verzoekster in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld.