Uitspraak
gevestigd op de Britse Maagdeneilanden,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
(hierna: Vimetco). Vimetco is een internationale producent en bewerker van aluminium en aluminiumproducten, gevestigd te Amsterdam.
ex partekarakter en Vi Holding was daarin niet betrokken of daarvan formeel in kennis gesteld. Deze stappen konden zich in beginsel geheel aan haar waarneming onttrekken en behoefden ook niet ertoe te leiden dat in de Engelse procedure daadwerkelijk tot dagvaarding of betekening van de ‘amended claim form’ werd overgegaan. (rov. 3.5)
ex partekarakter daarvan staat, in het licht van de betrokken belangen van de beslagdebiteur, eraan in de weg dat dit (naar Nederlands recht) als het instellen van de eis in de hoofdzaak wordt aangemerkt. In dit verband is ook van betekenis dat volgens de Engelse ‘Civil Procedure Rules’ “A new defendant does not become a party to the proceedings until the amended claim form has been served on him.” Van Avonwick mocht met het oog op de betrokken belangen van Vi Holding als beslagdebiteur worden verlangd dat zij op de wijze als in art. 700 lid 3 Rv voorzien de eventuele onmogelijkheid om Vi Holding tijdig in een hoofdzaak te betrekken, door middel van een verzoek om uitstel aan rechterlijke toetsing onderwierp en, indien het verzoek werd gehonoreerd, daarvan aan Vi Holding mededeling deed. De geldende opvatting dat het begrip ‘eis in de hoofdzaak’ ruim moet worden uitgelegd, ziet op de procedurele context waarin die eis kan worden ingesteld en het soort procedure dat als hoofdzaak kan gelden. Het aan de rechter voorleggen van een ‘motion to join’ en het bij deze indienen van de ‘amended claim form’ gaan echter vooraf aan het daadwerkelijk in rechte betrekken van de gedaagde partij (op voor die partij kenbare wijze) en voldoen daarmee niet aan het vereiste van art. 700 lid 3 Rv. (rov. 3.6)
ex partekarakter en het voorbereidende karakter van het aan de Engelse rechter voorleggen van de ‘motion to join’ en van het indienen [bij de Engelse rechter] van de ‘amended claim form’ eraan in de weg staan deze proceshandelingen aan te merken als het instellen van de eis in de hoofdzaak, aldus het onderdeel.
Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling, zoals onder meer vermeld in het hiervoor in 3.4.2 genoemde arrest van 3 oktober 2003, volgt dat de eis in de hoofdzaak niet noodzakelijk in Nederland hoeft te zijn ingesteld. Daarbij moet het wel gaan om een met voldoende waarborgen omgeven procedure en moet de datum waarop deze eis wordt ingesteld, voldoende vaststaan (zie HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8780, NJ 2011/493).
Naar Nederlands procesrecht kan een zaak aanhangig zijn door de indiening van een inleidend processtuk, zonder dat dit de wederpartij of andere belanghebbenden al heeft bereikt. Zo is een procedure die met een verzoekschrift moet worden ingeleid, aanhangig vanaf de dag van indiening daarvan bij het gerecht (art. 278 lid 2 Rv in verbinding met art. 69 lid 1 Rv) en is een procedure onder het KEI-procesrecht aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend (art. 125 (nieuw) Rv). Eerst daarna wordt de wederpartij of worden de belanghebbenden opgeroepen en aldus van de procedure op de hoogte gebracht.
redelijke voortvarendheid de eventueel noodzakelijke vervolgstappen te zetten, zoals – in voorkomend geval – de betekening of kennisgeving van het inleidende processtuk of daarmee gelijk te stellen stuk aan de wederpartij (de beslagdebiteur). Voldoet de beslaglegger hieraan niet, dan kan dit worden betrokken in de beoordeling van een vordering tot opheffing van het beslag.
4.Beslissing
25 mei 2018.