ECLI:NL:HR:2011:BQ8780
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voeging als benadeelde partij in Belgische strafzaak en eis in hoofdzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder vonnis van de rechtbank Maastricht en daaropvolgende arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne, heeft cassatie ingesteld tegen de beslissingen van het hof, die haar in de eerdere procedures grotendeels in het ongelijk hadden gesteld. De verweerders, die in België wonen, werden aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. K.G.W. van Oven en later door mr. R.P.J.L. Tjittes.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de voeging van de verweerder als benadeelde partij in een Belgische strafzaak kan worden aangemerkt als het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad oordeelde dat de woorden 'eis in de hoofdzaak' in deze bepaling ruim moeten worden uitgelegd. Dit betekent dat de eis niet noodzakelijk in Nederland hoeft te zijn ingesteld, mits de procedure voldoende waarborgen biedt en de datum van instelling van de eis voldoende vaststaat.
De Hoge Raad concludeerde dat de Belgische 'plainte avec constitution de partie civile' gelijkgesteld kan worden met het zich voegen als benadeelde partij in een Nederlandse strafprocedure. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de eiseres en oordeelde dat zij in de kosten van het geding in cassatie werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de rechtsbescherming voor benadeelde partijen in internationale contexten en de noodzaak van voldoende waarborgen in procedures die buiten Nederland plaatsvinden.