ECLI:NL:HR:2007:AZ2587

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C04/056HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep tegen opheffing conservatoir vreemdelingenbeslag op zeeschip

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen een vonnis dat strekt tot opheffing van conservatoir vreemdelingenbeslag op het m.s. "Action". De voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht verleende op 11 november 2002 aan Itera verlof tot het leggen van beslag op het schip, dat eigendom is van Wessex Navigation Limited, gevestigd in Malta. Itera legde op 12 november 2002 het beslag, waarna Wessex in kort geding opheffing van het beslag vorderde. De voorzieningenrechter heeft het beslag op 15 november 2002 opgeheven, maar Itera ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter op 23 december 2003 en wees de vordering van Wessex af. Wessex stelde cassatie in tegen dit arrest, waarbij Itera niet verschenen was. De Hoge Raad oordeelde dat de termijn van vier weken, zoals bedoeld in artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedoeld is om te voorkomen dat een schuldeiser het beslag als pressiemiddel gebruikt. De opheffing van het beslag door de voorzieningenrechter maakte deze termijn irrelevant. De Hoge Raad verwierp het beroep van Wessex en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Itera op nihil werden begroot. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 9 februari 2007.

Uitspraak

9 februari 2007
Eerste Kamer
Nr. C04/056HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de rechtspersoon naar Maltees recht WESSEX NAVIGATION LIMITED,
gevestigd te Valetta, Malta,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
de rechtspersoon naar Russisch recht ITERA-ENERGY COMPANY,
gevestigd te Moskou, Rusland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op verzoek van verweerster in cassatie - verder te noemen: Itera - heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht bij beschikking van 11 november 2002 aan Itera verlof verleend tot het leggen van het hierna te melden beslag op het aan eiseres tot cassatie - verder te noemen: Wessex - in eigendom toebehorende m.s. "Action".
Itera heeft op 12 november 2002 in Dordrecht conservatoir beslag doen leggen op het m.s. "Action".
Wessex heeft bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht in kort geding opheffing van het beslag gevorderd.
Itera heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 15 november 2002 het door Itera ten laste van Wessex gelegde beslag op het m.s. "Action" met onmiddellijke ingang opgeheven.
Tegen dit vonnis heeft Itera hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 23 december 2003 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de door Wessex gevraagde voorziening alsnog geweigerd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Wessex beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Itera is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Wessex heeft bij brief van 1 december 2006 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij beschikking van 11 november 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht Itera verlof verleend tot het leggen van conservatoir vreemdelingenbeslag op het aan Wessex, gevestigd in Malta, in eigendom toebehorende m.s. "Action" ter verzekering van een door Itera op Wessex gepretendeerde, voorlopig op US $ 320.000,-- begrote vordering.
(ii) In deze beschikking heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de hoofdvordering binnen een termijn van vier weken na het leggen van het beslag aanhangig gemaakt diende te worden.
(iii) Op 12 november 2002 heeft Itera in Dordrecht conservatoir vreemdelingenbeslag doen leggen op het m.s. "Action".
(iv) Krachtens een tussen partijen geldend arbitraal beding dient de vordering ter verzekering waarvan het beslag werd gelegd, berecht te worden door arbiters in Hamburg.
3.2 Wessex heeft bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht opheffing van het onder (iii) vermelde beslag gevorderd. Wessex heeft hiertoe gesteld dat de gronden waarop het beslag is gelegd ondeugdelijk zijn. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 15 november 2002 heeft de voorzieningenrechter het beslag met onmiddellijke ingang opgeheven. De voorzieningenrechter overwoog daartoe (rov. 5.7) dat door Wessex summierlijk de ondeugdelijkheid van de door Itera in het beslagrekest ingeroepen rechten was aangetoond.
3.3 In het door Itera ingestelde appel bij het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft het hof bij het bestreden arrest het vonnis waarvan beroep vernietigd op de grond dat de ondeugdelijkheid van de door Itera gestelde vordering onvoldoende was gebleken. Het door Wessex (tevens) gevoerde verweer dat Itera niet-ontvankelijk is in het hoger beroep omdat zij niet binnen de gestelde termijn een bodemprocedure (arbitrage te Hamburg) aanhangig heeft gemaakt, oordeelde het hof ongegrond. Die termijn was volgens het hof gekoppeld aan het beslag en omdat dat beslag is opgeheven, kon in dit stadium het aanhangig maken van een bodemprocedure achterwege blijven, aldus het hof (rov. 12).
3.4 Onderdeel A van het middel bevat tegen dat oordeel gerichte rechts- en motiveringsklachten. Deze klachten kunnen evenwel geen doel treffen op grond van het volgende.
3.5 De in art. 700 lid 3 Rv. bedoelde termijn heeft de strekking te voorkomen dat de schuldeiser het beslag alleen als pressiemiddel gebruikt en na het leggen van het beslag blijft stilzitten. Van deze ongeoorloofde druk op de schuldenaar kan geen sprake zijn wanneer de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak het beslag heeft opgeheven.
De opheffing van het beslag brengt dan mee dat de gestelde termijn zijn functie verliest. De appelrechter die de opheffing van het beslag vernietigt dient op de voet van art. 700 lid 3 Rv. een nieuwe termijn te bepalen.
3.6 Onderdeel B van het middel keert zich tegen de door het hof (ten laste van Wessex) uitgesproken proceskostenveroordeling. Voor zover het voortbouwt op de klachten van onderdeel A dient het eveneens te falen. Voor zover het onderdeel betoogt dat inmiddels vaststaat dat het beslag onrechtmatig was en het onwenselijk is dat de veroordeling in de proceskosten van Wessex in stand zou blijven wanneer vaststaat dat de procedures die tot die veroordeling hebben geleid een rechtstreeks gevolg zijn van een door Itera gepleegde onrechtmatige daad, mist het onderdeel feitelijke grondslag en kan het daarom niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Wessex in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Itera begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 februari 2007.