ECLI:NL:HR:2018:638

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
16/03305
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting over meerdere jaren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende was opgelegd over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. De naheffingsaanslag was het resultaat van een geschil dat begon bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waar de rechtbank eerder had geoordeeld in de zaak met nummer AWB 13/3977. De belanghebbende, [X] B.V., heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof beroep in cassatie ingesteld, waarbij één middel werd aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, gevolgd door een conclusie van repliek van de belanghebbende en een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het faalt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest in de zaak met nummer 16/03303. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

20 april 2018
Nr. 16/03305
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 20 mei 2016, nr. 14/00626, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 13/3977) betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 16/03303 uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2018.