ECLI:NL:HR:2018:434

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
16/02705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening inleidende dagvaarding en rechtsgeldigheid van de betekening in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de inleidende dagvaarding aan de verdachte, die in Bulgarije woonachtig is. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat N. van der Laan. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad oordeelde dat de betekening van de inleidende dagvaarding niet rechtsgeldig had plaatsgevonden. De akte van uitreiking vermeldde dat de dagvaarding was uitgereikt aan de griffier omdat er geen woon- of verblijfplaats van de verdachte in Nederland bekend was. Tevens was er een afschrift van de dagvaarding verzonden naar het GBA-adres van de verdachte in Bulgarije. Echter, de datum van verzending was niet aangetekend op de akte van uitreiking, en uit de processtukken bleek niet dat de dagvaarding daadwerkelijk naar het adres van de verdachte was verzonden.

Het Hof had geoordeeld dat de dagvaarding geldig was betekend, maar de Hoge Raad vond dit oordeel niet begrijpelijk zonder nadere motivering. Gezien deze tekortkomingen heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige betekening in strafzaken, vooral wanneer de verdachte zich in het buitenland bevindt.

Uitspraak

27 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/02705
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 21 mei 2015, nummer 21/003588-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer over het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de betekening van de inleidende dagvaarding rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 tot en met 3.5 is het middel in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak alsmede het vonnis van 4 maart 2014 van de Politierechter in de Rechtbank Midden-Nederland;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 maart 2018.