Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
13 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een strafzaak in hoger beroep, ingediend door de raadsvrouwe van de verdachte. De raadsvrouwe had per e-mail verzocht om de behandeling aan te houden omdat zij verhinderd was om de verdachte bij te staan tijdens de zitting. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen zonder een uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing te geven, wat in strijd is met de wet. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat een verzoek om uitstel ter terechtzitting moet worden beslist en dat het verzuim om dit te doen kan leiden tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting.
De Hoge Raad oordeelt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet voldoet aan de vereisten, omdat het Hof niet heeft beslist op het verzoek van de raadsvrouwe en het Openbaar Ministerie niet is gehoord. Dit gebrek leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 13 maart 2018.