Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
13 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was als bestuurder van een motorrijtuig opgetreden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, had een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelde dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kon volgen dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit was een belangrijk punt, aangezien de verdachte eerder al meermalen was veroordeeld voor overtredingen van artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dit maakte niet automatisch dat hij op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof. De Hoge Raad volgde deze conclusie en vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de zaak werd terugverwezen voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep.