Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
20 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte in de Nijmeegse scooterzaak. De Hoge Raad heeft op 20 februari 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van dit beroep. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 juni 2016, waarin de verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De advocaat van de verdachte, B.J. Schadd, heeft een schriftuur ingediend, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is een vervolg op eerdere rechtspraak in deze zaak, met name ECLI:NL:HR:2013:1966, en heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 16/03524.