Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
20 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in Nigeria, was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wegens verblijf in Nederland na ongewenstverklaring. Het Hof had geoordeeld dat de stappen van de terugkeerprocedure waren doorlopen, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is. De verdediging had aangevoerd dat niet alle stappen van de terugkeerprocedure waren doorlopen, en dat de verdachte niet actief had meegewerkt aan haar terugkeer. De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende is ingegaan op deze argumenten en dat de omstandigheid dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan haar terugkeer niet leidt tot een ander oordeel. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof uitsluitend wat betreft de strafoplegging en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de straf.