Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Gravenhagevan 29 juni 2012, nr. BK-11/00454, betreffende een aanslag in de forensenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 29 juni 2012, betreffende een aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2009, opgelegd door de gemeente Goedereede. Na het indienen van bezwaar tegen de aanslag, heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te ’s-Gravenhage, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd.
In cassatie heeft belanghebbende vier middelen voorgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goedereede heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Daarnaast heeft belanghebbende een geschrift ingediend na afloop van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek, maar de Hoge Raad heeft dit stuk niet in overweging genomen, aangezien de wet hiervoor geen mogelijkheid biedt.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.