Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
13 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte, die op 5 februari 2013 in Rozenburg reed zonder geldig rijbewijs, redelijkerwijs mocht vertrouwen op een strafbeschikking in plaats van een dagvaarding. De verdachte had een 'combibon' ontvangen van een politieambtenaar, waarop per abuis 'aankondiging van beschikking' was aangekruist in plaats van 'kennisgeving van bekeuring'. De verdediging stelde dat deze omstandigheid bij de verdachte het vertrouwen had gewekt dat hij niet zou worden gedagvaard. Het Gerechtshof Den Haag verwierp dit verweer en oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld. De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij het vertrouwen van de verdachte niet voldoende was om de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in twijfel te trekken. De uitspraak is gedaan op 13 februari 2018.