Uitspraak
gevestigd te Rotterdam,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (EMC) cassatie ingesteld tegen een tussenarrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had op 30 mei 2017 een tussenarrest gewezen in een geschil dat voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst. EMC stelde dat deze overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden en vroeg zich af of de vernietigingsbevoegdheid was verjaard. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 oktober 2018 geoordeeld dat de klachten van EMC niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van EMC verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.