In deze zaak vorderde eiser, die blind was geworden na een longoperatie, de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst die hij in 2004 had gesloten met het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (EMC). Eiser stelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden, omdat hij ten tijde van de ondertekening in een psychiatrische inrichting verbleef en niet in staat was om zijn belangen redelijk te waarderen. De rechtbank beoordeelde de feiten en concludeerde dat EMC niet had hoeven begrijpen dat eiser van het sluiten van de overeenkomst had moeten worden weerhouden. De rechtbank oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst niet onaanvaardbaar was en dat de vorderingen van eiser moesten worden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van EMC, die op € 1.512,00 werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 9 december 2015.