Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 21 maart 2014 in Aruba, waarbij de verdachte, die lijdt aan epilepsie, door een epileptische aanval op de verkeerde weghelft reed en een dodelijk ongeval veroorzaakte. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, waarin de verdachte was veroordeeld voor schuld aan het ongeval op basis van artikel 4.1 van de Landsverordening Wegverkeer Aruba. De verdachte betoogde dat haar rijgedrag niet aan haar schuld kon worden toegeschreven, omdat zij tijdens het rijden een epileptische aanval had gekregen. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte, ondanks haar ziekte, niet de nodige voorzorgsmaatregelen had genomen om haar deelname aan het verkeer veilig te stellen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat het oordeel van het Hof over de schuld van de verdachte niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. Het beroep wordt verworpen.