ECLI:NL:HR:2018:1429

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
18/01882
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake vernieling, diefstal en huisvredebreuk met eerdere niet-ontvankelijkheid

Op 4 september 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1977, had eerder een veroordeling gekregen voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van andermans goed, diefstal en huisvredebreuk. Het Gerechtshof had de aanvrager in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met vernietiging van een eerder vonnis van de Rechtbank Utrecht.

De aanvraag tot herziening die nu aan de Hoge Raad is voorgelegd, steunt op dezelfde gronden als een eerdere aanvraag die op 26 januari 2016 door de Hoge Raad niet-ontvankelijk was verklaard (ECLI:NL:HR:2016:103). De Hoge Raad oordeelt dat de nieuwe aanvraag niet kan worden ontvangen, omdat deze dezelfde ongenoegzame gronden bevat als de eerdere aanvraag. Dit betekent dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaart.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak en sluit de mogelijkheid van herziening af.

Uitspraak

4 september 2018
Strafkamer
nr. S 18/01882 H
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 29 juli 2010, nummer 21/001017-10, ingediend door S. Spans, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Utrecht van 8 maart 2010 - de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen", 2. "diefstal" en 3. - 6. telkens "het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

Bij arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:103, is een eerdere aanvraag tot herziening van het arrest van het Hof niet-ontvankelijk verklaard. Nu de aanvraag steunt op dezelfde gronden die in deze beslissing ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 september 2018.