ECLI:NL:HR:2012:BY1572
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafrechtelijke veroordeling door de Hoge Raad
Op 30 oktober 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor onder andere opzettelijke vernieling en diefstal. Deze veroordeling was het resultaat van een hoger beroep, waarbij het Hof het vonnis van de Rechtbank Utrecht had vernietigd. De aanvraag tot herziening was ingediend met de stelling dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen, en die mogelijk tot een andere uitkomst van de zaak zouden hebben geleid.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die bij de eerdere zittingen niet bekend waren. De Hoge Raad concludeerde dat de gronden die in de aanvraag tot herziening waren aangevoerd, niet voldeden aan de eisen die in de wet zijn gesteld. Er was geen sprake van nieuwe feiten die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zouden rechtvaardigen.
Daarom heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte eisen die aan een herzieningsaanvraag worden gesteld, en bevestigt dat niet elke nieuwe informatie automatisch leidt tot herziening van een strafzaak.