ECLI:NL:HR:2012:BY1572

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02537 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafrechtelijke veroordeling door de Hoge Raad

Op 30 oktober 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor onder andere opzettelijke vernieling en diefstal. Deze veroordeling was het resultaat van een hoger beroep, waarbij het Hof het vonnis van de Rechtbank Utrecht had vernietigd. De aanvraag tot herziening was ingediend met de stelling dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen, en die mogelijk tot een andere uitkomst van de zaak zouden hebben geleid.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die bij de eerdere zittingen niet bekend waren. De Hoge Raad concludeerde dat de gronden die in de aanvraag tot herziening waren aangevoerd, niet voldeden aan de eisen die in de wet zijn gesteld. Er was geen sprake van nieuwe feiten die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zouden rechtvaardigen.

Daarom heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte eisen die aan een herzieningsaanvraag worden gesteld, en bevestigt dat niet elke nieuwe informatie automatisch leidt tot herziening van een strafzaak.

Uitspraak

30 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 12/02537 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 29 juli 2010, nummer 21/001017-10, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Utrecht van 8 maart 2010 - de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen", 2. "diefstal" en 3.-6. telkens "het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 460, tweede lid, Sv schrijft voor dat de aanvraag tot herziening de gronden vermeldt waarop deze berust, met bijvoeging van de bescheiden waaruit van die gronden kan blijken.
3.3. Het in de aanvraag gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom - gelet op de art. 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 30 oktober 2012.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.