ECLI:NL:HR:2016:103

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
15/04362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake diefstal en vernieling

Op 26 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1977, had een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd gekregen voor onder andere diefstal en vernieling. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. S. Spans, advocaat te Utrecht, en was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof van 29 juli 2010, dat de eerdere uitspraak van de Rechtbank Utrecht had vernietigd.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag tot herziening aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat een aanvraag tot herziening slechts kan worden gedaan op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet bekend waren tijdens de eerdere zitting. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden voor herziening die in deze aanvraag werden aangevoerd, niet voldoende waren om de aanvraag ontvankelijk te verklaren. Bovendien werd opgemerkt dat eerdere arresten van de Hoge Raad, die op soortgelijke gronden waren ingediend, als ongenoegzaam waren beoordeeld.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de aanvrager niet in zijn verzoek werd ontvangen. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan een aanvraag tot herziening worden gesteld en de noodzaak voor nieuwe, relevante informatie die niet eerder aan de rechter is gepresenteerd.

Uitspraak

26 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/04362 H
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 29 juli 2010, nummer 21/001017-10, ingediend door mr. S. Spans, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Utrecht van 8 maart 2010 - de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen", 2. "diefstal" en 3.-6. telkens "het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Voor zover de onderhavige aanvraag steunt op dezelfde gronden die bij arresten van de Hoge Raad van 30 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY1572 en 25 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:75 ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen.
3.3.
Art. 460, tweede lid, Sv schrijft voor dat de aanvraag tot herziening de gronden dient te vermelden waarop de aanvraag berust, met bijvoeging van de bescheiden waaruit van die gronden kan blijken.
3.4.
Het overige in de aanvraag gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvraag kan daarom - gelet op de art. 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv - ook in zoverre niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 januari 2016.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.