In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juli 2017, nr. 16/00059. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 14/564) over de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, alsook de beschikking inzake heffingsrente. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 8 maart 2018 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad heeft op 17 augustus 2018 het beroep ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (nr. 17/04145) dat samenhangt met deze zaak. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op de helft van € 1879 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd er een griffierecht van € 501 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.