Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
€ 61.406.
€ 46.882.
€ 32.297.
€ 40.487.
€ 47.631.
Overwegingen
De onderverdeling was en is als volgt: meneer [G] is in mijn ogen de baas van alle bedrijven. Hij is de vader van de organisatie.’
In een brief van 9 september 2013 heeft mijn collge [naam] u bericht over zijn voornemen met betrekking tot de winstcorrecties in de vennootschapsbelasting. Voor berekening van de naheffing omzetbelasting sluit ik daarbij aan. (…)
De naheffing bedraagt derhalve € 58.771”.
De jaren 2012 t/m 2014 zijn niet betrokken in het door ons uitgevoerde boekenonderzoek maar de combinatie van bij dat boekenonderzoek gebleken feiten, de door ons daaruit getrokken conclusies alsmede tijdens het Fiod-onderzoek vergaard bewijsmateriaal maken het hoogst aannemelijk dat in de jaren 2012 t/m 2014 door uw cliënte de omzet is afgeroomd en dat daardoor de in de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting verantwoorde omzet en winst te laag is.
Uit het boekenonderzoek is gebleken dat met betrekking tot de omzetcorrecties sprake is van gemiddeld 6,6% omzetbelasting (voornamelijk laag tarief bijgesteld met geringe omzet hoog tarief (alcoholische dranken). De naheffing bedraagt derhalve 6,6% van € 978.709 (2012), € 1.239.318 (2013) en € 1.443.359 (2014).”
€ 80.039 in plaats van uit te gaan van het in het rapport van het boekenonderzoek vastgestelde bedrag aan correcties van € 56.474.
€ 4.417. Nu de met de beschikking heffingsrente samenhangende naheffingsaanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank dat verweerder het bedrag van de heffingsrente dienovereenkomstig zal verminderen.
€ 57.542, ofwel € 28.771). Het bedrag van de heffingsrente zal de rechtbank dienovereenkomstig verminderen. De beroepen gericht tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2011 zijn ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de bij die naheffingsaanslagen genomen beschikkingen heffingsrente.
€ 1.443.359 heeft verhoogd en aldus terecht respectievelijk € 64.595, € 81.795 en € 95.262 aan omzetbelasting heeft nageheven. Deze correcties zijn zodanig berekend dat de brutowinstpercentages over deze jaren na deze correcties uitkomen op het voor het jaar 2008 theoretisch berekende brutowinstpercentage van 270%.
Beslissing
- verklaart de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2009, 2010 en 2011 ongegrond;
- verklaart de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2006, 2007, 2012, 2013 en 2014 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2006, 2007, 2012, 2013 en 2014;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2006 tot € 4.417 en vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2007 tot € 40.061 en vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2012 alsmede de beschikking belastingrente;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2013 alsmede de beschikking belastingrente;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2014 alsmede de beschikking belastingrente;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar.
- verklaart de beroepen gericht tegen de bij de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2010 tot en met 2014 gegeven boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de boetebeschikkingen;
- vernietigt de bij de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2012, 2013 en 2014 gegeven boetebeschikkingen;
- vermindert de bij de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2010 gegeven boete tot een bedrag van € 42.124;
- vermindert de bij de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2011 gegeven boete tot een bedrag van € 32.005;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar.
- draagt verweerder op het voor de zaken 16/485, 16/487, 16/1791 en 16/1792 betaalde griffierecht van € 334 per zaak aan eiseres te vergoeden;
- draagt verweerder op het voor de zaken 17/2639, 17/2640 en 17/2641 betaalde griffierecht van € 333 per zaak aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder voor de zaken 16/485 en 16/487 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 736 per zaak;
- veroordeelt verweerder voor de zaken 16/1791 en 16/1792 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 456 per zaak;
- veroordeelt verweerder voor de zaken 17/2639, 17/2640 en 17/2641 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 518 per zaak.