ECLI:NL:HR:2017:929

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
16/03696
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake informatiebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een belanghebbende uit België. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 7 juni 2016 was gewezen in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betrof een informatiebeschikking die aan de belanghebbende was gegeven op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende werd vertegenwoordigd door advocaat J.M. Sitsen uit Amsterdam. De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

19 mei 2017
Nr. 16/03696
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 7 juni 2016, nr. 15/00730, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 14/5015) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door J.M. Sitsen, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2017.