ECLI:NL:HR:2017:7

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 januari 2017
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
16/00102
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de gelijkstelling van strafbeschikking en veroordeling in strafmotivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was eerder meermalen veroordeeld voor rijden onder invloed. Het Gerechtshof had in zijn uitspraak verwezen naar een Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld en strafbeschikkingen had ontvangen voor vergelijkbare feiten. De verdachte stelde dat de strafmotivering onjuist was, omdat volgens hem een onherroepelijke strafbeschikking niet gelijkgesteld kon worden met een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat in het kader van de strafmotivering een onherroepelijke strafbeschikking wel degelijk kan worden meegenomen en gelijkgesteld kan worden aan een veroordeling. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid om strafbeschikkingen mee te wegen in de strafmotivering, wat van belang is voor de rechtspraktijk en de beoordeling van recidive.

Uitspraak

3 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/00102
CB/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 oktober 2015, nummer 23/005032-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering, in het bijzonder over 's Hofs overweging dat de verdachte "blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2015 eerder meermalen ter zake van rijden onder invloed [is] veroordeeld".
2.2.1.
De verdachte is ter zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 21 september 2014, veroordeeld tot een geldboete van € 650,-, subsidiair 13 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden. Het Hof heeft de strafoplegging - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto onder invloed van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte van zijn adem was ruim twee keer zo hoog als toegestaan, te weten 455 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Dit is een ernstig feit waarbij de verdachte zichzelf en de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Daarnaast geeft de verdachte geen blijk van enig inzicht in de ernst van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan. De verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2015 eerder meermalen ter zake van rijden onder invloed veroordeeld. Dit alles rekent het hof de verdachte zwaar aan."
2.2.2.
Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2015 houdt blijkens de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 - voor zover hier van belang - het volgende in:
"- Een strafbeschikking wegens rijden onder invloed gepleegd op 10 juni 2013. De verdachte is een geldboete van € 750,- opgelegd (onherroepelijk: 25 oktober 2013).
- Een strafbeschikking wegens rijden onder invloed gepleegd op 15 januari 2014. De verdachte is een geldboete van € 500,- opgelegd (onherroepelijk:
31 januari 2014).
- Een veroordeling door de politierechter Haarlem wegens rijden onder invloed gepleegd op 28 juni 2014 (onherroepelijk: 9 september 2014). De verdachte is een geldboete van € 600,-, subsidiair 12 dagen hechtenis, opgelegd. Voorts is hem voor de duur van 6 maanden de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen."
2.3.
Titel IVa van het Tweede boek van het Wetboek van Strafvordering bevat regels omtrent de zogenoemde strafbeschikking. Voorts is omtrent de strafbeschikking het navolgende bepaald in:
- art. 78b Sr:
"Waar van veroordeling wordt gesproken wordt daaronder een strafbeschikking begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt."
en
- art. 179, negende lid, WVW 1994:
"Voor de toepassing van dit artikel wordt een strafbeschikking met een veroordeling gelijkgesteld."
2.4.1.
Het middel berust kennelijk op de opvatting dat in het kader van de in art. 359, vijfde lid, Sv bedoelde redenen die de strafoplegging hebben bepaald, een onherroepelijke strafbeschikking niet kan worden gelijkgesteld met een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter. Die opvatting is echter onjuist.
2.4.2. '
s Hofs vaststelling dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2015 eerder "meermalen ter zake van rijden onder invloed [is] veroordeeld", is niet onbegrijpelijk aangezien voormeld uittreksel te dier zake naast een onherroepelijke veroordeling door de Politierechter een tweetal onherroepelijke strafbeschikkingen vermeldt.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare van
3 januari 2017.