3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 1 december 2011 is het alcoholslotprogramma (hierna: het ASP) ingevoerd. Het ASP is geregeld in de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement rijbewijzen en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling).
(ii) Het ASP werd bij besluit opgelegd door het CBR aan bestuurders van motorvoertuigen (niet zijnde bromfietsers) die worden aangehouden met een bepaald ademalcoholgehalte of die weigeren de blaastest te doen. Dit besluit berustte op art. 131 lid 1, aanhef en onder b, Wegenverkeerswet 1994 en art. 17 (oud) van de Regeling en was vatbaar voor bezwaar en beroep op grond van de Awb.
(iii) In samenhang met de oplegging van het ASP werd het rijbewijs (alle categorieën) ongeldig verklaard, met uitzondering van het bromfietsrijbewijs. De deelnemer aan het ASP kreeg een nieuw rijbewijs B met de code 103 ‘rijden met een alcoholslot’. De deelnemer was verplicht in zijn auto een alcoholslot te laten inbouwen. Dit is een blaasapparaat met een startonderbreker. De bestuurder moet voor het starten in het apparaat blazen, waarna het apparaat de hoeveelheid alcohol in de adem meet. De auto start niet wanneer te veel alcohol in de adem wordt gemeten. Ook tijdens het rijden moet een aantal malen in het alcoholslot worden geblazen. Daarnaast moet de deelnemer het slot periodiek laten uitlezen in een hiervoor gespecialiseerde garage.
(iv) Het ASP duurt ten minste twee jaar en de deelnemer dient zelf de kosten van deelname aan het programma te betalen (circa € 4.500,--). De betrokkene kan ook besluiten niet deel te nemen aan het ASP. In dat geval heeft hij geen geldig rijbewijs B.
(v) Op 17 juni 2012 is [verweerder 2] als bestuurder van een auto aangehouden terwijl zijn adem naar alcohol rook. Hij heeft een ademanalyse geweigerd. Bij besluit van 17 juli 2012 heeft het CBR zijn rijbewijs ongeldig verklaard en het ASP aan hem opgelegd.
(vi) Op 5 juni 2014 is [verweerder 1] als bestuurder van een auto aangehouden wegens rijden onder invloed van alcohol. Bij besluit van 1 juli 2014 heeft het CBR zijn rijbewijs ongeldig verklaard en het ASP aan hem opgelegd.
(vii) [verweerders] hebben tegen de hiervoor onder (v) en (vi) genoemde besluiten geen bezwaar gemaakt, zodat deze onherroepelijk zijn geworden.
(viii) Bij strafbeschikkingen zijn aan [verweerders] straffen opgelegd voor de hiervoor onder (v) en (vi) vermelde feiten. Tegen deze strafbeschikkingen hebben zij evenmin een rechtsmiddel aangewend en de straffen zijn tenuitvoergelegd.
(ix) [verweerders] zijn nooit gestart met het ASP. Het CBR heeft hun diverse malen medegedeeld dat het niet deelnemen aan het ASP tot gevolg heeft dat de zogeheten eigen verklaring tot vijf jaren niet in behandeling kan worden genomen en dat geen zogeheten verklaring van geschiktheid kan worden afgegeven. Als gevolg hiervan kan een aanvraag om een rijbewijs niet worden gehonoreerd. Hierdoor heeft [verweerder 2] tot 17 juli 2017 en [verweerder 1] tot 1 juli 2019 geen geldig rijbewijs.
(x) Sedert 10 oktober 2014 schort het CBR (nieuwe) opleggingen van het ASP op.
(xi) In HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434, NJ 2015/256, heeft de strafkamer van de Hoge Raad geoordeeld dat strafvervolging van een verdachte ter zake van het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank in strijd is met de beginselen van een goede procesorde in die gevallen waarin de verdachte op grond van datzelfde feit de onherroepelijk geworden verplichting tot deelname aan het ASP is opgelegd, aangezien daarmee inbreuk wordt gemaakt op het beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit (rov. 4.4). De Hoge Raad heeft daartoe onder meer overwogen dat de aan de betrokkene verweten gedraging in beide gevallen identiek is (rijden onder invloed), terwijl de beschermde rechtsgoederen in hoge mate vergelijkbaar zijn (bevorderen van de verkeersveiligheid), en dat daarnaast de te verwachten sancties in hoge mate overeenkomen, nu beide voor de betrokkene kunnen leiden tot een ingrijpende beperking van de rijbevoegdheid en oplegging van een wezenlijke betalingsverplichting (rov. 4.3.3). (xii) In dit arrest is voorts overwogen:
“4.7 Met het oog op de strafzaken die inmiddels zijn afgedaan met een onherroepelijke veroordeling merkt de Hoge Raad nog op dat noch de (mogelijke) oplegging van het ASP en de daaraan ten grondslag liggende regelgeving noch het daarover in dit arrest gegeven oordeel kan worden aangemerkt als een voor herziening van een veroordeling door de strafrechter vereist (nieuw) "gegeven" als bedoeld in art. 457, eerste lid onder c, Sv.”
(xiii) Bij uitspraak van 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:622, heeft de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat art. 17 van de Regeling onverbindend is. In deze uitspraak heeft de Afdeling onder meer overwogen: “5.1 (...) Het is kennelijk de bedoeling van de wetgever dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd, in de gelegenheid blijft een motorrijtuig te besturen. In het bijzonder voor de betrokkene die voor zijn levensonderhoud in hoge mate afhankelijk is van het bezit van een rijbewijs, is dit van zwaarwegende betekenis geweest bij de weging door de wetgever van de gevolgen die voor betrokkenen aan het opleggen van een ASP verbonden zijn.
Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis (...) dat is besloten de kosten, verbonden aan het volgen van een ASP voor rekening te brengen van degenen aan wie het ASP is opgelegd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State (...) heeft de minister (...) gesteld dat de raming van de kosten was bijgesteld naar € 1.300,- tot € 2.000,- en dat werd onderzocht of een verdere verlaging van de kosten mogelijk was.
De Afdeling gaat ervan uit dat de mogelijkheid een voertuig te blijven besturen en de in de ogen van de wetgever aanvaardbare kosten van het ASP tezamen van wezenlijk belang zijn geweest voor de wijze waarop de bevoegdheid het ASP op te leggen is geregeld. (...) De proportionaliteit van de maatregel is (...) uitsluitend beoordeeld bij het vaststellen van de Regeling, uitgaande van een situatie waarin betrokkene beschikt over een geldig, zij het beperkt, rijbewijs en van een indicatie van de kosten die dit met zich zou brengen.