Uitspraak
gevestigd te Leiden,
gevestigd te Groningen,
gevestigd te Tilburg,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Maastricht,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
Het instellingscollegegeld wordt jaarlijks door iedere universiteit afzonderlijk vastgesteld in een vaststellingsbesluit. In het studiejaar 2012-2013 bedroeg het instellingscollegegeld gemiddeld € 11.980,- per jaar, aanmerkelijk meer dan het wettelijke collegegeld.
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
een privaatrechtelijke rechtspersoon, zoals de in het onderdeel genoemde Vrije Universiteit, Radboud Universiteit en Tilburg University. De regeling die de WHW bevat met betrekking tot de inschrijving en toelating van studenten, het verschuldigde (instellings)collegegeld en de rechtsbescherming is ook op deze studenten van toepassing, zij het dat de bijzondere instellingen de mogelijkheid hebben om op de voet van art. 7.68 WHW een eigen college van beroep bijzonder onderwijs in te stellen dat dezelfde bevoegdheid heeft als het CBHO. De oprichting en het statuut van dit college van beroep moeten aan dezelfde eisen voldoen als die van het CBHO. Van deze mogelijkheid hebben de bijzondere instellingen echter geen gebruik gemaakt.
5.Beoordeling van het middel in het principale beroep
6.Beslissing
3 juni 2016.