ECLI:NL:HR:2017:390

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16/04758
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen informatiebeschikking over belastingjaren 2011 en 2012

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die op 16 augustus 2016 was gewezen. Deze uitspraak betrof een hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Noord-Holland, die informatiebeschikkingen had gegeven met betrekking tot de belastingjaren 2011 en 2012, zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR).

De belanghebbende voerde verschillende klachten aan tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek indiende. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

10 maart 2017
Nr. 16/04758
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 16 augustus 2016, nrs. 15/00758 en 15/00759, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Holland (nrs. HAA 14/5176 en 14/5177) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 als bedoeld in artikel 52a, lid 1, AWR.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.