ECLI:NL:HR:2017:3246

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
17/01583
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 februari 2017, nr. 16/2686 AOW. De zaak betreft een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 15/7829) met betrekking tot een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De SVB heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.

Uitspraak

22 december 2017
Nr. 17/01583
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 14 februari 2017, nr. 16/2686 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 15/7829) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie HR 11 juni 2010, nr. 09/03677, ECLI:NL:HR:2010:BL7267, BNB 2011/79).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.