Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Den Haag,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
24 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De zaak betreft een beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en de mogelijkheid voor de cliënt om rechtstreeks een vordering in te stellen tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar van de advocaat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.