In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben de eisers, Otah B.V. en anderen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de niet-verlenging van gedoogverklaringen voor coffeeshops door de Gemeente Amsterdam onrechtmatig is en of er recht op nadeelcompensatie bestaat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, waarin de feiten en het verloop van het geding zijn uiteengezet. De eisers stellen dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de gedoogverklaringen niet te verlengen, wat hen schade heeft berokkend. De Gemeente heeft het beroep in cassatie bestreden en geconcludeerd tot verwerping. De Advocaat-Generaal heeft eveneens geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.056,34.