ECLI:NL:HR:2017:3035

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
17/02930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legesheffing door gemeente Rotterdam en de redelijkheid van de tarieventabel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de leges die zijn geheven op basis van de tarieventabel die behoort bij de Verordening leges omgevingsvergunning 2015. Het Hof had geoordeeld dat de belastingheffing onredelijk en willekeurig was, wat het College betwistte. De Hoge Raad heeft de klacht van het College gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de heffing in overeenstemming was met de Verordening en dat het standpunt van de belanghebbende over een lagere tarief in de Verordening leges omgevingsvergunning 2016 niet door de Rechtbank was behandeld, maar verworpen had kunnen worden. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

1 december 2017
nr. 17/02930
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdamte
Rotterdam(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 31 mei 2017, nr. BK‑17/00043, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/3664) betreffende de ten aanzien van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) geheven leges. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het College heeft voorts – binnen de cassatietermijn – een geschrift ingediend, dat de Hoge Raad aanmerkt als een aanvulling op het beroepschrift in cassatie.

2.Beoordeling van de klacht

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De onderhavige leges zijn geheven op basis van de tarieventabel (hierna: de tabel) die behoort bij de Verordening leges omgevingsvergunning 2015 (hierna: de Verordening). In de tabel zijn vaste legesbedragen vastgesteld voor een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten (tariefklasse), waarbij de legesbedragen hoger worden indien een hogere tariefklasse van toepassing is.
2.2.1.
De klacht bestrijdt het oordeel van het Hof dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
2.2.2.
De klacht slaagt (zie HR 30 juni 2017, nr. 16/05127, ECLI:NL:HR:2017:1174). ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
Niet in geschil is dat de heffing is opgelegd in overeenstemming met de Verordening en de tabel. Voorts heeft belanghebbende voor de Rechtbank subsidiair het standpunt ingenomen dat de omstandigheid dat de Verordening leges omgevingsvergunning 2016 in een lager tarief voorzag, de heffing ter zake van de in 2015 in behandeling genomen aanvraag onredelijk of willekeurig maakt. Dit standpunt is door de Rechtbank niet behandeld, maar had door haar slechts verworpen kunnen worden.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank,
verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam ingestelde beroep bij de Rechtbank ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.