In deze zaak gaat het om de vraag of de Rechtbank terecht artikel 1.3 van de Tarieventabel 2015 onverbindend heeft verklaard. De Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam had leges gevorderd van belanghebbende voor de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanslag was aanvankelijk vastgesteld op € 19.206, maar na bezwaar werd dit bedrag verlaagd naar € 9.808. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag, wat leidde tot hoger beroep van de Heffingsambtenaar.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep werd de kwestie van de legesheffing besproken, waarbij belanghebbende aanvoerde dat het tariefsysteem leidt tot willekeurige en onredelijke belastingheffing. Het Hof oordeelde dat het tariefsysteem in artikel 1.3 van de Tarieventabel 2015 inderdaad leidt tot onredelijke legesheffing, omdat een kleine overschrijding van de bouwsom kan resulteren in een disproportionele verhoging van de leges. Het Hof concludeerde dat de wetgever niet heeft bedoeld dat gemeenten een dergelijk systeem zouden hanteren, en verklaarde het tariefsysteem onverbindend.
De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de Heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het betalen van griffierecht. De beslissing van het Hof benadrukt de noodzaak voor een rechtvaardige en transparante legesheffing, die in overeenstemming moet zijn met de bedoeling van de wetgever.