Uitspraak
wonende in Curaçao,
wonende in Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
13 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door [verzoeker], wonende in Curaçao, tegen [verweerster], eveneens wonende in Curaçao. Het cassatieberoep was gericht tegen een vonnis van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 26 juli 2016 was gewezen. De zaak betreft een beroepsaansprakelijkheid van een arts en de levering van tegenbewijs. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen in de zaak AR-66035/13 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, alsook naar eerdere uitspraken van het hof in deze kwestie. De advocaat-generaal T. Hartlief heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van [verzoeker] heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot.