ECLI:NL:HR:2017:2603

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
17/02715
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het beroep betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 16 juli 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan.

De gemachtigde van belanghebbende heeft op 15 augustus 2017 gereageerd en aangegeven dat belanghebbende een AOW-uitkering ontvangt en het verlaagde griffierecht niet kan betalen. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende niet tijdig heeft aangegeven dat zij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht, zoals eerder vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad. De argumenten die namens belanghebbende zijn aangevoerd, vormen geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.

Uitspraak

13 oktober 2017
nr. 17/02715
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 8 mei 2017, nr. HAA 16/4725 V, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 juli 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 15 augustus 2017, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In een op 15 augustus 2017 van de gemachtigde ontvangen reactie wordt onder meer meegedeeld dat belanghebbende een AOW-uitkering (bestaansminimum) heeft en thans het verlaagde griffierecht niet kan betalen. Voor zover die reactie moet worden opgevat als een beroep op betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat zij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197.
Hetgeen namens belanghebbende in de reactie van 15 augustus 2017 voor het overige wordt aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.